De 21e eeuw staat nu al bekend
als ‘de eeuw van de stad’. Overal groeien steden ten koste van het platteland.
Betekent dit dat de rol van dorpen is uitgespeeld? In Overijssel in elk geval
niet, want wie door de provincie toert, komt onderweg het ene na het andere
vitale dorp tegen. Toegegeven, sommige voorzieningen in kleine kernen staan
onder druk, zoals de supermarkt, de bieb of het zwembad. Tegelijkertijd blijkt
uit onderzoek dat dorpelingen best tevreden zijn over hun leefomgeving. Wie in
Welsum, Luttenberg of Kloosterhaar gaat kijken, begrijpt waarom. De
leefbaarheid van het platteland heeft maar weinig te maken met voorzieningen;
de woonkwaliteit en sociale samenhang zijn veel belangrijker. Het zijn niet de
winkels of sportaccommodaties op zich die voor leefbaarheid zorgen, maar het
contact tussen inwoners onderling – het gaat om mensen in plaats van stenen.
Bovendien: als dorpelingen een
voorziening die dreigt te sluiten echt belangrijk vinden, springen ze vaak zelf
bij. Zo runnen vrijwilligers in Lettele hun eigen supermarkt en steken
dorpelingen in de gemeenten Tubbergen en Dinkelland samen de handen uit de
mouwen om hun dagelijkse leefomgeving aantrekkelijk te houden. Als burgerschap
ergens kans van slagen heeft, dan is het in een dorp. De reden daarvoor ligt
voor de hand en is prachtig verwoord door de schrijver Lévi Weemoedt: ‘In de
stad zie je veel mensen weinig, in het dorp weinig mensen veel.’ Omdat
dorpelingen elkaar telkens zien, hebben ze meer lokale en sociale binding dan
stedelingen. Die binding zorgt voor daadkracht.
Toch is actief burgerschap niet
de oplossing voor alle uitdagingen waarmee dorpen te maken hebben. Je kunt van
bewoners niet alles verwachten. Een dorpsfeest organiseren lukt prima, maar het
aanleggen van glasvezel is toch echt iets voor professionals. Ook zie je in de
praktijk dat de ene kern initiatiefrijker is dan de andere. Accepteren we die
ongelijkheid tussen dorpen? Verder worden burgerinitiatieven nogal eens in de
kiem gesmoord door ellenlange procedures en hinderlijke regels. Soms zijn
gemeenten afwachtend en kijken ze waar dorpelingen zoal mee komen, waardoor de
discussie wat een overheidstaak is en wat niet achterwege blijft. Het
gemeentebestuur doet er goed aan hierover duidelijkheid te scheppen en voor
alle kleine kernen in elk geval een minimumniveau aan voorzieningen te
garanderen, zoals optimale bereikbaarheid en een ontmoetingsplek.
Voor hun toekomst hoeven dorpen
gelukkig niet alleen te vertrouwen op de gemeenschap en de gemeente. Want wie
had vijfentwintig jaar geleden durven dromen dat we in een afgelegen
Overijssels dorp zouden kunnen skypen met familieleden in Australië?
Ongetwijfeld biedt de voortschrijdende technologie de komende jaren weer nieuwe
mogelijkheden die het platteland leefbaar houden. Zolang dorpelingen bereid
zijn mee te bewegen met de realiteit, kunnen ze daarvan volop profiteren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten